30-09-2019

Onjuiste WOZ-aanslagen

In het kader van deze column (de RekreaVakkrant, red.) publiceer ik regelmatig over te realiseren besparingen op het gebied van de WOZ, de toeristenbelasting en de forensenbelasting. Reeds sedert 2012 trekken deze aan recreatieondernemers opgelegde aanslagen mijn aandacht en vrijwel constant worden deze met succes bestreden. Grote voorbeelden daarvan zijn discussies over het antwoord op de vraag of een recreatiewoning nu een woning of een niet-woning  is en de discussies over de toepassing van de in de diverse verordeningen van toepassing zijnde vrijstellingsbepalingen. Hierover worden thans door mij een paar zeer principiële proefprocedures gevoerd.

In een recentelijk bij de Rechtbank Den Haag gevoerde procedure kwam een discussie over de zogenaamde objectafbakening aan de orde.

In die casus had een recreatieondernemer een terrein (met een recreatieve bestemming) bestaande uit twaalf plaatsen die hij verhuurde aan recreanten. De recreanten plaatsten daarop hun eigen chalets en stacaravans die allen bestemd waren om duurzaam ter plaatse te blijven staan. Ten behoeve van de chalets en stacaravans werd geen opstalrecht gevestigd.

De gemeente had het terrein opgesplitst in 12 afzonderlijke objecten en daarvoor afzonderlijke beschikkingen afgegeven.

Fout zei de rechter.

Het terrein werd overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming in zijn totaliteit geëxploiteerd en moest dus ook als één object worden aangemerkt. Daarmee gingen de aanslagen terug naar nihil. Dientengevolge kwam de rechter ook niet meer toe aan het beantwoorden van de vraag of de waarde van de betreffende chalets aan de recreatieondernemer toegerekend moesten worden dan wel of toch op enigerlei wijze rekening moest worden gehouden met de voor hem geldende onrechtmatige verrijking. Voor de recreatieondernemer is het jammer dat de gemeente overeenkomstig de daarvoor geldende jurisprudentie onder dergelijke omstandigheden wel een nieuwe aanslag mag opleggen met een juiste objectafbakening. Uiteraard is het daarbij wel essentieel dat de daarvoor geldende 3-jaarstermijn in acht wordt genomen. Om die reden komt het niet zelden voor dat het vernietigen van de aanslag toch leidt tot het definitief vervallen van de aanslagen.

Deze column is verschenen in de RekreaVakkrant editie 08 op 19 september 2019.

Rob Beukema

Fiscalist en financieel adviseur

Ook interessant