Veel ondernemers kiezen bij de oprichting van een onderneming voor een besloten vennootschap (BV). Zij geven daar vaak de voorkeur aan vanwege de beperkte bestuurdersaansprakelijkheid. Een BV heeft namelijk als groot voordeel dat je als bestuurder in beginsel niet persoonlijk aansprakelijk bent voor de schulden van de BV. Hier bestaan uitzonderingen op. Als advocaat krijg ik daar vaak vragen over. In dit artikel bespreek ik daarom de gevallen waarin je als bestuurder tóch aansprakelijk bent.
De interne bestuurdersaansprakelijkheid
Met interne bestuurdersaansprakelijkheid wordt de aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de BV bedoeld. Het komt voor dat een vennootschap haar bestuurder(s) aanklaagt. Dat gebeurt vaak op grond van artikel 2:9 BW. In dit artikel is bepaald dat een bestuurder verplicht is tot een behoorlijke taakvervulling. Voert een bestuurder zijn taken onbehoorlijk uit, dan kan hij tegenover de BV persoonlijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen daarvan. Een aantal voorbeelden uit de rechtspraak:
- Het nemen van bepaalde financiële risico’s met vergaande consequenties;
- Het handelen in strijd met de wet of statuten;
- Het niet voldoen aan de boekhoudplicht of publicatieplicht.
Wanneer is er sprake van onbehoorlijk bestuur?
Bij de beoordeling of sprake is van onbehoorlijk bestuur kijkt een rechter naar alle omstandigheden van het geval. De rechter kijkt bijvoorbeeld naar de activiteiten van de BV en de normale risico’s die daaruit voortvloeien. De taakverdeling binnen het bestuur kan ook een rol spelen. Tot slot wordt beoordeeld of de bestuurder het inzicht en de zorgvuldigheid die van een bestuurder mogen worden verwacht wel heeft vervuld.
Ernstig verwijt
Als onbehoorlijk bestuur is vastgesteld, dan is in principe het hele bestuur aansprakelijk. Dit is alleen anders als een individuele bestuurder aantoont dat de onbehoorlijke taakvervulling hem niet te verwijten valt. Daarnaast moet hij aantonen dat hij pogingen heeft gedaan om de negatieve gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling te voorkomen. Je doet er als bestuurder dus hoe dan ook verstandig aan om je medebestuurders goed in de gaten te houden.
Wanneer onbehoorlijk bestuur en ernstige verwijtbaarheid vaststaan, dan betekent dat overigens nog niet dat er een schadevergoedingsplicht is. De vennootschap zal namelijk moeten stellen en bewijzen dat er schade is geleden door het ernstig verwijtbare onbehoorlijk bestuur.
De externe bestuurdersaansprakelijkheid
Ook een BV betaalt wel eens een factuur niet. Als de BV verder echter ook geen verhaal biedt, dan kan het voorkomen dat een schuldeiser op zoek gaat naar manieren om verhaal te halen op de bestuurders van de BV. Als zo’n schuldeiser een bestuurder persoonlijk aansprakelijk wil stellen dan zal hij zijn vordering moeten baseren op artikel 6:162 BW: de onrechtmatige daad. Dit noemen we ook wel de externe bestuurdersaansprakelijkheid.
Onrechtmatige daad
Op grond van artikel 6:162 BW is de bestuurder die zich ten opzichte van een ander toerekenbaar onrechtmatig gedraagt, verplicht zijn of haar schade te vergoeden.
De rechtspraak noemt twee gevallen van externe bestuurdersaansprakelijkheid:
- Het namens de vennootschap aangaan van verplichtingen terwijl de bestuurder wist of had behoren te weten dat de vennootschap deze verplichtingen niet zou kunnen nakomen;
- Het bewerkstelligen of toelaten dat de BV haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt.
Voor deze externe bestuurdersaansprakelijkheid moet er sprake zijn van een persoonlijk ernstig verwijt. Een ernstig verwijt houdt in dat een redelijk handelend bestuurder in dezelfde omstandigheden anders zou hebben gehandeld. De schuldeiser (of andere derde) zal per bestuurder moeten aantonen dat hier sprake van is. Een voorbeeld uit de rechtspraak is het storten van gelden of verplaatsen van gezonde onderdelen naar een andere BV, met als gevolg dat de BV geen verhaal meer biedt voor de schuldeisers.
De bestuurder kan bestuurdersaansprakelijkheid dus voorkomen door te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen waarop de bestuurdersaansprakelijkheid is gebaseerd.
Bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement
Als een BV failliet wordt verklaard, wordt er een curator aangesteld. De curator wikkelt het faillissement af en behartigt de belangen van de schuldeisers. De curator doet ook onderzoek naar het bestuur. Is er sprake van een faillissementstekort? Dan kan de curator het bestuur hoofdelijk aansprakelijk stellen voor dit tekort als:
- Het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld (geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden hetzelfde hebben gehandeld), en;
- Aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
De bewijslast ligt bij de curator. Maar let op, als niet is voldaan aan de wettelijke verplichting een deugdelijke administratie bij te houden en/of het (op tijd) publiceren van de jaarrekening dan staat volgens de wet vast dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur én dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Het is dan aan de bestuurder om de bestuurdersaansprakelijkheid te weerleggen. Dat kan hij doen door aan te tonen dat een andere oorzaak tot het faillissement heeft geleid of dat hem als bestuurder geen persoonlijk verwijt valt te maken.
Hulp nodig bij bestuurdersaansprakelijkheid?
De verschillende vormen van bestuurdersaansprakelijkheid vereisen verschillende gronden en verweren. Wil je iemand als bestuurder aansprakelijk stellen, of word je zelf als bestuurder aansprakelijk gesteld? Bel of mail mij dan gerust. Ik help je graag verder.
Mirjam Talsma
Advocaat