DE arbeidsrechtelijke praktijk: Schijnzelfstandigheid of niet? De Hoge Raad verduidelijkt!

Iedere maand neemt team arbeidsrecht je mee in wat zij zoal tegenkomen in de dagelijkse praktijk. In deze column neemt Liset je mee in de laatste stand van zaken omtrent de beoordeling van schijnzelfstandigheid.

Uber-zaak van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft op 21 februari 2025 prejudiciële vragen beantwoord van het Gerechtshof Amsterdam in de Uber-zaak. In de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam draait het om de vraag of Uber-chauffeurs als zelfstandigen of als werknemers gekwalificeerd moeten worden. De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest in 2023 een negen tal gezichtspunten geformuleerd aan de hand waarvan de beoordeling of er sprake is van een zzp’er of een werknemer plaats moet vinden. Meer weten? Zie de blog van Marco over schijnzelfstandigheid.

Extern ondernemerschap

In de prejudiciële beslissing van 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad meer duidelijkheid verstrekt over de vraag of en zo ja hoe het ‘ondernemerschap’ betrokken moet worden in de kwalificatievraag. Het negende gezichtspunt uit het Deliveroo-arrest bepaalt namelijk dat gekeken moet worden naar de mate waarin de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen. 

De Hoge Raad geeft aan dat het gezichtspunt ‘ondernemerschap’ even belangrijk is als de andere acht gezichtspunten. Er bestaat geen rangorde tussen de verschillende gezichtspunten. Ook maakt de Hoge Raad duidelijk dat er niet alleen gekeken moet worden of de werkende zich in zijn relatie tot de werkverschaffer als ondernemer gedraagt, maar ook of de werkende zich naar derden toe als ondernemer gedraagt, zoals richting de belastingdienst. 

Deze verduidelijking van de Hoge Raad is van belang, omdat dit tot gevolg kan hebben dat een werkverschaffer aan twee werkenden exact hetzelfde werk laat doen, maar dat in de ene situatie de werkende wel als een ondernemer wordt beschouwd en in het andere geval er sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Verhouding tot wetsvoorstel Wet VBAR

Dit uitgangspunt staat haaks op het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet VBAR). In dit wetsvoorstel wordt ervan uitgegaan dat het extern ondernemerschap pas aan bod komt wanneer de overige gezichtspunten niet doorslaggevend zijn bij de beoordeling van de werkrelatie. Er dient in eerste instantie gekeken te worden naar de verhouding tussen de werkverschaffer en de werkende; pas als er dan nog onduidelijkheid is, wordt gekeken naar de werkende en de wijze waarop hij zich in het maatschappelijk verkeer presenteert. Heel kort door de bocht; als bij het beoordelen van de eerste acht gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest de stand 4-4 is, dan wordt pas toegekomen aan de vraag of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Dit uitgangspunt kan er toe leiden dat geoordeeld wordt dat een ondernemer bijvoorbeeld voor 15 uur per week in loondienst is van een bepaalde werkverschaffer, maar voor zijn overige activiteiten als zelfstandige wordt aangemerkt. De Hoge Raad zet hier nu een streep door. 

De wetgever is nu aan zet. Vermoedelijk zal de wetgever het wetsvoorstel VBAR aanpassen naar aanleiding van de Uber-zaak.

Beoordeling Wet DBA belastingdienst

Ook is het opletten bij een controle van de belastingdienst op schijnzelfstandigheid. Bekijk goed of de belastingdienst het (extern) ondernemerschap van een zelfstandige meeneemt in haar beoordeling. Zo zijn op dit moment in de webmodule ‘beoordeling arbeidsrelaties’ van de belastingdienst geen vragen over extern ondernemerschap opgenomen. De tool houdt momenteel dan ook geen rekening met dit gezichtspunt en is niet volledig.

Vragen? Bel REIN

Heb je vragen over dit onderwerp of wil je graag weten of jouw zzp-constructie toekomstbestendig is? Neem dan gerust contact op met Liset of één van onze collega’s van team arbeidsrecht.

Ook interessant